Opheffing van het bordeelverbod, twintig jaar geleden, moest sekswerk in Nederland controleerbaarder en veiliger maken. Toch neemt het aantal officiële seksbedrijven af. Waar vindt de prostitutie plaats die we niet willen zien? En hoe veilig is dit?
Het is negen uur als de Oost-Europese Stacy, gekleed in een zwart korset en een doorschijnende kanten kimono, op een zaterdagavond eind oktober uit haar eigen woning wordt gesleurd. Een jongen met een geitensikje smijt haar op de straat voor haar portiek. Haar kleding scheurt, haar linkerborst is ontbloot. Met gebalde vuisten slaat de jongen haar; nieuwsgierige buren verzamelen zich en kijken toe.
‘Het was geen nieuwe klant, dat was het ergste’, zegt de transseksuele sekswerker vier maanden later in een café in de Rotterdamse wijk Delfshaven. Ze laat foto’s zien van de blauwe plekken die het gevecht haar opleverde. En eentje van de klant zelf. ‘Dit is hem.’ Ze klikt een spraakmemo aan: ‘Ik weet waar je woont. Morgen kom ik je neerschieten’, klinkt het in het Engels. ‘Als je me niet terugbetaalt, vermoord ik je motherfucker. Ik steek je in je fucking hoofd en ik hak je piemel af. Motherfucker. Je hebt geluk dat ik geen pistool bij me had.’ Een week later keerde hij terug naar de woning en gooide stenen door de ruit.
Ze ontvangt haar klanten thuis, na advertenties op websites zoals hookers.nl. Dat maakt haar kwetsbaar voor geweld, diefstal of chantage, ook van klanten die ze dacht te kunnen vertrouwen. De politie adviseert om voortaan samen met een collega te werken, zegt Stacy, maar dat kan eigenlijk niet. ‘Je kunt een boete krijgen als je met iemand samenwerkt en geen vergunning hebt.’ En een vergunning bemachtigen voor thuiswerk is vrijwel onmogelijk. Maar Stacy’s voorzichtigheid mocht niet baten. Haar buren meldden het incident bij de woningcorporatie en volgens haar huurcontract is sekswerk in de woning verboden, zoals geldt bij veel woningcorporaties. Binnen een maand na de mishandeling werd ze haar huis uitgezet. ‘Toen stond ik op straat.’
Sekswerkers als Stacy zijn in opmars: kleine zelfstandigen die in de prostitutie een bestaan proberen te vinden. Zonder pooier, maar noodgedwongen ook zonder de bescherming van een sekshuis of vaste plek in een rosse buurt waar toezicht is. Dat is de trend. Hoewel Nederland wereldwijd bekendstaat om het tolerante prostitutiebeleid, neemt het aantal seksbedrijven al jaren af. Steden als Amsterdam en Utrecht worstelen openlijk met de vraag hoe en of prostitutie nog in het straatbeeld past. Andere steden gingen ze voor en sloten de bordeelramen en prostitutiezones.
Dat gebeurt soms om overlast te bestrijden, maar vaak ook – op papier – om uitbuiting en mensenhandel tegen te gaan. Maar terwijl druk gediscussieerd wordt over het voortbestaan van de ramen en clubs, verplaatst een groot deel van het sekswerk zich naar plekken waar beleidsmakers niet of nauwelijks kijken en waar geweld en uitbuiting gemakkelijk ontstaan en onzichtbaar blijven. Heeft het beleid dat ingevoerd werd na de opheffing van het bordeelverbod, dat sekswerk in Nederland controleerbaarder en veiliger moest maken, in feite niet het tegendeel bereikt?
Platform voor onderzoeksjournalistiek Investico onderzocht voor De Groene Amsterdammer en het Rotterdamse webmedium Vers Beton de werkomstandigheden van sekswerkers in Nederland. We spraken met bijna dertig sekswerkers; werkzaam achter het raam, in clubs, privéhuizen, tippelzones, als escort, vanuit huis via internet of vanuit hotels of illegale bordelen. We vroegen hen om documenten, e-mails, foto’s en spraakmemo’s en filmpjes die hun verhalen ondersteunen. We turfden twee van de grootste Nederlandstalige websites voor seksadvertenties; deden navraag bij gemeenten en interviewden tientallen hulpverleners, wetenschappers, zorginstellingen, politieagenten en deskundigen.
Hoeveel officiële werkplekken zijn er eigenlijk nog voor sekswerkers? Waar vindt de prostitutie plaats die we niet willen zien? Over één ding is iedereen het eens: de mogelijkheden om legaal en veilig te werken zijn schaars. Prostitutiebeleid is een lappendeken van lokale regelgeving geworden. Gemeenten staren zich blind op de oude wereld van grootschalige raambedrijven, clubs en escortbureaus en negeren de nieuwe onlinemarkt die daarvoor in de plaats komt. Daarbij zien ze mensenhandel en prostitutie als twee kanten van dezelfde medaille: ze richten zich op bestrijding van het eerste; niet op faciliteren van het tweede. Slachtoffers moeten beschermd worden. Maar juist die focus brengt vaak het tegenovergestelde teweeg.
Het Knuffeltje was haar eerste werkplek. De jaren negentig liepen ten einde en Laura, bijna achttien, was de jongste in het privéhuis, een bordeel verstopt in een Eindhovense doorzonwoning. Achter de gesloten gordijnen wachtten zij en haar collega’s in de woonkamer op klanten en keken naar Oprah of een film. Totdat de deurbel ging en iemand binnenstapte, op zoek naar vertier tijdens het dagelijkse rondje met de hond. Laura, inmiddels een veertiger met bruin haar en een jonge uitstraling, mist die tijd weleens. Vooral de saamhorigheid. De oudere vrouwen namen haar onder hun hoede: tijdens triootjes leerde ze de kneepjes van het vak en hoe ze te vrijpostige klanten moest behandelen. ‘We deelden een geheim: we deden iets wat eigenlijk niet mocht.’
In 2000 werd het bordeelverbod opgeheven en legaliseerde Nederland als eerste land ter wereld de bordelen. Deze werden al decennialang gedoogd, maar verbieden wat ‘wordt aanvaard als een bij de samenleving behorend verschijnsel’ sloeg nergens op, vond het eerste kabinet-Kok. ‘Vrijwillige’ vormen van prostitutie zouden gedecriminaliseerd en gereguleerd worden. Dat zou de veiligheid, transparantie en controle vergroten. Mensenhandel en jeugdprostitutie zouden juist harder aangepakt worden. Zo was het plan.
Met de legalisering kwam de vergunningplicht voor exploitanten van bordelen en seksclubs. Die werden uitgegeven door gemeenten, want zij waren vanaf nu verantwoordelijk voor prostitutiebeleid. ‘Veel sekswerkers vielen juist toen buiten de boot, vooral de transseksuelen, mannen en niet-Europese migranten’, zegt de Eindhovense Laura. ‘Voor hen waren geen vergunde werkplekken, terwijl iedereen eerst overal kon werken.’ Na het privéhuis werkte ze zelf achter de ramen, op straat, in hotels en in clubs door heel Nederland en in landen als Duitsland, Spanje, Zwitserland en België.
En daarna, zoals veel sekswerkers, begon ze online klanten te werven. De opheffing van het bordeelverbod liep gelijk met de ontwikkeling van websites voor erotische diensten. Nu ontmoeten sekswerkers klanten in Airbnb’s, hotels, woningen, auto’s en zelfs volkstuintjes of garageboxen. Laura staat nu ingeschreven bij de Kamer van Koophandel als zzp’er en bepaalt als zelfstandige escort haar werktijden, prijzen en klanten zelf. Veel beter dan bij een exploitant van een raam, club of privéhuis die de helft van je omzet opeist, vindt ze. ‘Dan blijft van tachtig euro per uur na exploitant en belastingen maar 25 over. En dan heb je nog geen sociale zekerheid of pensioenopbouw. Ondertussen moet je wel alle standjes uit de Kamasutra doen en vraagt de baas achteraf aan de klant: “Deed ze wel haar best?”’
Twintig jaar na de opheffing van het bordeelverbod neemt het aantal officiële seksbedrijven ironisch genoeg af. Gemeenten geven steeds minder vergunningen uit. Tussen 2006 en 2014 ging het om een afname van 34 procent van alle soorten vergunde seksinrichtingen, inclusief seksbioscopen, bleek zes jaar geleden uit onderzoek in opdracht van onderzoeksinstituut WODC. Ten opzichte van 2000 was het aantal zelfs met bijna de helft verminderd. Het onderzoek betrof alle 403 gemeenten waarvan 83 procent reageerde. Om te kijken of dit beeld was veranderd, benaderden we nogmaals vijftig grote gemeenten waarvan er 45 reageerden. Zij gaven inzicht in het aantal geldige vergunningen voor seksbedrijven waar fysieke seks tegen betaling plaatsvindt. In 2015 waren dit er 335 – in 2019 slonk het aantal verder tot 298. Een afname van ruim elf procent. De landelijke trend zet zich dus voort: er zijn steeds minder legale werkplekken voor sekswerkers in Nederland.
Sommige gemeenten proberen seksbedrijven te weren door onmogelijke eisen te stellen, ontdekten we: seksbedrijven mogen zich bijvoorbeeld alleen vestigen in een pand van duizenden vierkante meters, op een bedrijventerrein helemaal aan de rand van de stad. De gemiddelde bordeeleigenaar ziet daar geen brood in. In sommige steden worden daarom steeds minder vergunningen aangevraagd. Andere gemeenten voeren een uitsterfbeleid: vergunningen van bedrijven die sluiten worden niet opnieuw uitgegeven.
Zo kunnen sekswerkers in Utrecht haast nergens meer terecht sinds de 162 werkplekken in de Hardebollenstraat en op het Zandpad in 2013 werden gesloten. Er zijn in de stad nog drie seksclubs, een massagesalon en tippelzone, maar ook die moet volgend jaar opdoeken. Nog minder plek.
‘Ik ga er niet van uit dat al die dames van het Zandpad nu barcodes zitten te scannen bij de Albert Heijn’, zegt Rodney Haan, adviseur mensenhandel en cameratoezicht bij het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CVV) en jarenlang expert op het gebied van gemeentebeleid rond prostitutie. Hij wijst uit het raam van zijn kantoor op de achttiende verdieping naar de woningen en straten in de Utrechtse wijk Kanaleneiland. ‘Mooi uitzicht hè? Geloof me, er zijn daar op dit moment sekswerkers hun boterham aan het verdienen. Ook terwijl thuiswerken in Utrecht verboden is.’
Dat de vergunde werkplekken afnemen, betekent niet dat er minder behoefte is aan betaalde seks. ‘In de afgelopen jaren zien we de sector toenemen’, zegt André van Dorst, directeur van de Vereniging Exploitanten Relaxbedrijven (VER). ‘De markt blijft en wordt bediend, alleen niet op de vergunde plekken. Het is slechts een verschuiving in de wijze van aanbieden.’ In de gemeente Delft bijvoorbeeld bestaat niet één legaal prostitutiebedrijf. Op twee grote sekswebsites vinden we wel bijna 120 adverteerders gemiddeld per dag die vanuit Delft hun diensten aanbieden.
Gemeenten spelen hier niet op in. Sterker: ze willen het tegengaan. Beleidsmakers denken niet of nauwelijks na hoe ze de nieuwe vormen van sekswerk mogelijk kunnen maken, maar vinden wél dat mensenhandel streng aangepakt moet worden, zegt Haan. ‘De link tussen prostitutie en mensenhandel wordt heel snel gelegd, dat zie je in alle beleidsdocumenten.’ Dat het een kwetsbare sector is, is evident, zegt hij, maar niet iedere sekswerker is ook slachtoffer van mensenhandel. ‘Direct wordt ervan uitgegaan dat een sekswerker een zielig, hulpbehoevend, uitgebuit persoon is.’
En die mensenhandelbril heeft gevolgen. ‘Wat landelijk mag, wordt lokaal verboden’, zegt Haan. Sekswerkers mogen al vanaf achttien jaar werken, maar in de meeste gemeentelijke verordeningen is dat 21 jaar. En hoewel thuiswerken volgens de landelijke regels mag, steken bijna alle gemeenten er een stokje voor. Bijvoorbeeld door de vergunningplicht voor seksbedrijven ook toe te passen op individuele sekswerkers die ‘bedrijfsmatig’ te werk gaan. Maar wat die term inhoudt, verschilt per gemeente: ‘Het is een lappendeken van lokale regelgeving.’
In die lappendeken mag je in Rotterdam bijvoorbeeld wél vanuit huis werken, mits je bij de Kamer van Koophandel ingeschreven staat op datzelfde adres, daar ook woont en belasting betaalt. ‘Herhaaldelijk’ adverteren (‘meer dan één keer per dertien maanden’) is echter uit den boze, net als met een collega in hetzelfde pand werken. Wie minimaal een droge boterham wil verdienen, heeft dus al een probleem.
Dennis, een mannelijke sekswerker uit de regio Tilburg, wilde een escortbureau beginnen met zichzelf als enige werknemer. Maar de gemeente eiste dat er tijdens openingstijden altijd iemand aanwezig is op het ‘kantooradres’. ‘Tja, hoe kan ik op kantoor zijn als ik bij een klant bezig ben?’ Helene Baayen had al zeventien jaar een vergunde praktijk aan huis in Heerde, maar mocht door een verandering in het bestemmingsplan geen seksbedrijf meer runnen in haar woonwijk. ‘Dus zijn we maar verhuisd naar een ander adres binnen de gemeente, waar het wel mocht.’
Veel gemeenten steken hun kop in het zand, zegt Haan. ‘Die zeggen gewoon: “Wij hebben geen prostitutie, dus ook geen beleid.”’ Ondertussen is de onlinemarkt voor seks booming. Samen met KRO-NCRV-dataprogramma Pointer analyseerden we advertenties op kinky.nl en sexjobs.nl, twee van de grootste Nederlandstalige websites voor seksadvertenties. Tussen eind januari en half maart boden op Kinky gemiddeld 4459 adverteerders per dag een seksuele dienst aan in ruim vijfhonderd Nederlandse steden. Op sexjobs.nl ging het om 14.371 adverteerders, tussen eind februari en half maart. Ook tijdens de coronacrisis gaat deze onlinemarkt gewoon door, ontdekten we begin april. Sekswerk verdwijnt niet uit Nederland, integendeel.
‘Hier heb je de rubrieken. Shemale, gangbang, sm-fetisj, noem maar op.’ Johan Stam – grijs haar, kalme blik en stem – scrolt langs billen in strings, borsten in badpakken en lichamen in bretels over de voorpagina van kinky.nl – ‘dé seksmarktplaats van Nederland’. Aan de zijkant beweegt een nietsverhullend gifje van een stel in actie. ‘Na een tijdje zie je het niet meer.’ Als teamleider van het Prostitutie Controle Team Oost-Nederland zoekt Stam in de provincies Gelderland en Overijssel naar signalen van mensenhandel of uitbuiting. Een jonge leeftijd bijvoorbeeld, 24/7 beschikbaar of veel verschillende of onbeschermde diensten. ‘Alice, 22, nee deze is niet zo extreem.’
Bij een verdacht aanbod belt hij de adverteerder. ‘“Hallo met Johan, ik wil graag een afspraakje maken.” Ik zeg natuurlijk niet dat ik van de politie ben, dan is het piep, piep, piep.’ Vervolgens stappen Stam en collega’s – ‘minimaal met z’n vieren, volledig bewapend, alles erop en eraan, maar wel in burger’ – in de auto en worden naar een adres geleid. Dit kan een woning, Airbnb of bungalowpark zijn, maar ‘cardates doen we ook, dan zit een van ons in de kofferbak’. Ze proberen de identiteit van de sekswerker te achterhalen en stellen de situatie vast: is dit vrijwillig, heeft deze persoon schulden, een verslaving, of gaat het hier om dwang?
In zijn zoektocht naar slachtoffers van mensenhandel en uitbuiting, illegale migranten en minderjarige prostituees, merkte Stam al snel dat hij in de fysieke wereld op de verkeerde plekken keek. ‘In de vergunde sector kwamen we nauwelijks nog slachtoffers van mensenhandel tegen. Kennelijk zat er ergens een onzichtbare wereld waar wij geen weet van hadden.’ Daarom richtte hij in 2016 de gespecialiseerde eenheid op. ‘Ik wil dit op heterdaad ontdekken. Ik wil in beeld brengen waar dit wereldje uit bestaat.’
Maar mensenhandel is niet het enige wat hij tegenkomt. ‘De studente die wil bijverdienen, de dertigjarige vrouw die vier ochtenden in de week werkt of de sekswerker die is ingeschreven als zzp’er, die vinden we ook.’ Zulke zaken speelt hij door naar de gemeente die bepaalt of de sekswerker in overtreding is en een ‘last onder dwangsom’ krijgt – een soort boete. Maar repressie is niet zijn doel, integendeel: zijn missie is ook het vergroten van bewustzijn bij gemeenten. De gemiddelde gemeente heeft geen idee wat er plaatsvindt en hoe groot het online aanbod is, zegt Stam. ‘Ze schrikken als ik dat laat zien: “Kom maar eens mee, burgemeester, dit gebeurt in jouw wijk.”’
Niet alleen de politie, ook de gemeente, zorginstellingen of de belastingdienst stappen soms zomaar bij een sekswerker binnen. Voor veel sekswerkers een traumatische ervaring, want voor hen staat er veel op het spel. Afgelopen januari vond zo’n controle plaats bij de Colombiaanse sekswerker Victoria in Rotterdam, toen zij omwille van de veiligheid met een collega vanuit haar eigen huis werkte. De woning werd daarom gezien als ‘illegale seksinrichting’. Het pand werd een maand gesloten. Bij de tweede overtreding gaat het pand zes maanden dicht, bij de derde voor onbepaalde tijd.
Angst voor de regels, voor tegenwerkende gemeenten en voor de politie maakt sekswerkers kwetsbaar voor geweld. In 2018 vroegen gezondheidsinstelling Soa Aids Nederland en belangenvereniging voor sekswerkers Proud 308 vergunde én onvergunde sekswerkers in Nederland naar geweld. Zestig procent maakte fysiek geweld mee, uiteenlopend van klanten die aan de haren trekken tot zware mishandeling. Bijna tachtig procent seksueel geweld, waarvan de helft aanranding of verkrachting. Bijna iedereen ervoer geweld dat voortkomt uit stigma, zoals pesterijen, privacyschending en stalking. Slechts één op de vijf deed aangifte bij de politie. Omdat ze anoniem willen blijven, bang zijn om uit huis gezet te worden of denken niet geloofd te worden tijdens een aangifte. Stacy maakte dat ook mee, toen ze eind maart opnieuw werd mishandeld en de politie belde. Volgens de agent had ‘aangifte doen geen zin’, omdat ze ‘alleen zijn telefoonnummer en geen adres had’. Klanten – de grootste groep geweldplegers – weten hoe kwetsbaar sekswerkers zijn en zoeken de grenzen op.
En deze risico’s zijn groter voor sekswerkers zonder vergunning. Zij hebben significant meer kans op aanranding dan collega’s op vergunde plekken, blijkt uit het Soa Aids-onderzoek. Net als op verkrachting, dwang, ongewenste seksuele diensten, afpersing voor seks, seksuele intimidatie, financieel geweld, opdringerige vragen en stalking. Zo werd de Eindhovense Laura jarenlang lastiggevallen door haar voormalige buurman. In 2013 kregen ze een zakelijk conflict, waarop hij geld van haar eiste en een filmpje van haar op YouTube plaatste: ‘Ontmaskerd, hoerenstreken’. Ook daarna bleef hij haar intimideren. Dit voorjaar kregen de buren bij haar nieuwe woning post van een anonieme afzender: ‘Beste bewoner, op dit huisnummer woont een prostituee.’
Maar het gaat nog een stap verder: ook mensenhandel en uitbuiting vinden steeds vaker plaats in de onvergunde sector. Niet alleen de politie komt in de vergunde sector steeds minder mensenhandelzaken tegen. In 2018 concludeerde ook Herman Bolhaar, de Nationaal Rapporteur Mensenhandel, dat ‘steeds meer slachtoffers van seksuele uitbuiting worden aangetroffen in de minder zichtbare sectoren van de prostitutiebranche, zoals thuisprostitutie’.
Stacy zit inmiddels in een schimmige situatie. Bang om opnieuw haar huis te verliezen durft ze niet meer vanaf haar huisadres te werken. Ze sloot een deal met een Rotterdamse pandjesbaas die een illegaal bordeel runt. ‘Hij heeft geen vergunning, maar verhuurt kamers waar ik kan werken. Ik betaal hem driehonderd euro per week. Dat is een superdeal want normaal vraagt hij vijfhonderd.’ Ze is haar zelfstandigheid kwijt, dat is minder super. ‘Ik dacht dat dit veiliger was’, zegt ze, omdat ze nu met meerdere sekswerkers in hetzelfde pand werkt. Maar na haar laatste ervaring met de politie is ook dát gevoel weg. Zomaar weggaan bij het bordeel kan ook niet meer: ‘Ik kom nu niet meer onder mijn contract uit en moet doorbetalen.’
Het is tijd voor landelijke regels die aansluiten op de praktijk, zeggen onze gesprekspartners. Zoals gecontroleerde sekshotels, waar sekswerkers die online adverteren een kamer kunnen huren op uurbasis. Hoe meer legale werkplekken, hoe beter. Sekswerker Rose maakt zich zorgen over de discussie in Amsterdam, waar de Wallen misschien plaats moeten maken voor een erotisch centrum aan de rand van de stad. ‘In principe is dat goed, maar als toevoeging, niet als vervanging. We hebben meer veilige locaties nodig.’
Tot dusver wil dat maar niet lukken. Al sinds 2008 probeert de landelijke overheid orde te scheppen in de gemeentelijke chaos. Keer op keer moeten de wetsontwerpers terug naar de tekentafel. Het laatste voorstel is de Wet regulering sekswerk (Wrs) waarbij iedere sekswerker een vergunning moet hebben, die in het hele land geldig is. Die kunnen ze krijgen via een ‘zelfredzaamheidsgesprek’. Vindt de ambtenaar de sekswerker niet zelfredzaam genoeg? Helaas. Dan moet hij of zij stoppen, anders zijn ze strafbaar, net als iedereen die het werk faciliteert, van boekhouder tot chauffeur. Geslaagd? Dan krijgt de sekswerker een registratienummer in een landelijke database. Betrokkenen zijn kritisch: als de wet wordt aangenomen worden sekswerkers verder gecriminaliseerd en komt hun privacy in het geding.
Regels bedenken voor een sector die zo kwetsbaar en ingewikkeld is blijft moeilijk. Beleidsmatig val je óf in het hokje ‘zelfredzaam’, en dan moet je niet piepen als je een keertje een nare situatie meemaakt. Of je bent slachtoffer van uitbuiting of mensenhandel, en dan moet je gered worden. Maar in de praktijk is het onderscheid niet zo zwart-wit.
Ondertussen gaat sekswerk nog dieper de coulissen in. Websites als Kinky en Sexjobs zijn alweer ouderwets: veel afspraken worden nu via sociale media en (dating)apps zoals Tinder, Grindr of zelfs Snapchat gemaakt. Een profielfoto met een petje met dollartekens erop kan een gecodeerde indicatie zijn voor seks in ruil voor geld. Een paar diamantjes achter een gebruikersnaam: idem. ‘We schrikken sekswerkers zo af dat ze zich niet meer laten zien’, zegt criminaliteitsadviseur Haan.
De namen van de sekswerkers met alleen een voornaam zijn gefingeerd. Hun echte namen zijn bekend bij de redactie.
Dit onderzoek is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten, fondsbjp.nl. Met dank aan Inge Oosterhoff.
Heeft u tips of werkt u als sekswerker? Neem contact op via: vandenbraak@platform-investico.nl
Bron: groene.nl